- opzetten
- {{opzetten}}{{/term}}I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [aanzwellen] swell (up) ⇒ 〈in kracht toenemen〉 gain strength2 [komen aanzetten] blow up, arise 〈storm〉; gather 〈nevel, wolken〉; rise 〈tij, koorts〉; set in♦voorbeelden:1 de wind zet op • the wind is getting up2 de mist komt opzetten • fog is setting inzij kwamen in groten getale opzetten • they turned/showed up in great/large numbers/in force/in strengthII 〈overgankelijk werkwoord〉1 [overeind zetten] put up ⇒ raise, 〈verticaal zetten〉 stand (something/someone) up2 [op iets plaatsen] put on3 [op touw zetten] set up ⇒ start (off)4 [met betrekking tot dode dieren] stuff5 [opstoken] incite ⇒ urge on♦voorbeelden:1 zijn kraag opzetten • turn up/raise one's collareen tent opzetten • pitch/put up a tent2 zijn hoed opzetten • put one's hat oneen plaat opzetten • put a record ontheewater opzetten • put the kettle on (for tea)3 een zaak opzetten • set up in business, set up shopde campagne was verkeerd opgezet • the campaign was badly planned4 een opgezet exemplaar • a mounted/stuffed specimen5 mensen tegen elkaar opzetten • set/pit people against each other¶ steken opzetten • cast on
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.